Piepende fietspompjes

Het voorjaar zit er aan te komen. Nog een paar nachtvorstjes en dan zal de lente zich langzamerhand weer aan gaan dienen. Je hoort en ruikt het aan alles. Sinds de dagen weer aan het lengen zijn staan de vogels op scherp. De eerste liefdesuitingen worden al zichtbaar, her en der doen de mannetjes al hun uiterste best om een geschikt vrouwtje te vinden. Sinds enkele weken kun je bij een wandeling door tuin, plantsoen, park of bos al volop het gepiep van een ouderwetse fietspomp horen die niet voldoende gesmeerd is: het onmiskenbare geluid van de koolmees (Parus major). Een echte zanger is het niet, verwacht van hem of haar geen uitgebreid lied met grote uithalen, maar hij heeft wel een groot oeuvre aan geluidjes, met de fietspomp toch wel als het meest kenmerkende.

 

Algemeen voorkomend

De koolmees is een algemeen voorkomende vogel in ons land. Bij de laatste tuinvogeltelling afgelopen januari behaalde hij een mooie tweede plaats, na de huismus. In onze eigen tuin staat de koolmees bijna ieder jaar op nummer een met acht tot negen stuks. Eigenlijk kun je koolmezen overal tegenkomen waar maar bomen of struiken zijn, zelfs in kleine overbosjes in het veld. In het struikgewas en de bomen halen ze veel van hun voedsel weg. De typische pincetsnavel verraadt dat het echte insecteneters zijn en hun voedsel bestaat dan ook voornamelijk uit spinnetjes, vliegjes en rupsjes. Maar ze zijn ook niet vies van zaden en vandaar dat ze ook veel te vinden zijn op voedertafels in de tuin. Zoals bij ons waar ik onderstaande foto’s gemaakt heb. 

 

Stropdas

Je hoeft geen doorgewinterde vogelaar te zijn om de koolmees te herkennen. Die zwarte kop verraadt hem al en het is ook niet verwonderlijk waar de naam “kool”mees vandaan komt. Je zou je op sommige plaatsen in het land nog kunnen vergissen met de zwarte mees (Periparus ater). Die heeft wel iets weg van de koolmees, maar is kleiner en bovendien veel valer van kleur. En deze zijn niet zo algemeen en komen met name voor op zandgronden en in de buurt van naaldbossen. Zowel het mannetje als vrouwtje van de koolmees heeft een mooie zwarte stropdas. Bij de mannetjes is deze op zijn mooist, breed en diepzwart van kleur en loopt bij hen ook door tot tussen de poten. Vooral in het voorjaar kleuren de mannetjes felgeel om zo, samen met hun mooie diepzwarte plastron, indruk te maken op de vrouwtjes.

 

Inrichting door het vrouwtje

De koolmezen zijn echte holenbroeders en broeden van nature in boomholtes. Ook oude spechtennesten worden soms door hun gebruikt. Maar we kennen ze natuurlijk vooral als vaste bewoner van nestkastjes. Bij gebrek aan geschikte natuurlijke broedplaatsen is dit vaak hun enige alternatief en zijn ze er volledig van afhankelijk. Als ze een nestruimte gevonden hebben, geven ze dit aan door met de snavel markeringen aan te brengen rond de opening. Je hoort ze soms op nestkasten flink tekeer gaan. Het vrouwtje maakt de nestholte helemaal in orde voor de broedperiode. Met mos, haren, veertjes, wol en ander zacht materiaal maakt ze er een knus en warm nestje van. Bij nestkasten bij ons in de tuin vind ik regelmatig ook haren van onze Joes terug :-). In sommige grotere nestkasten gaat het vrouwtje soms zo enthousiast aan het inrichten dat er wel een stapel van tien centimeter aan nestmateriaal in gestopt wordt. Een keer heb ik bij controle van een steenuilenkast het resultaat van een overijverig koolmeesvrouwtje gevonden. De kast was van voor tot achter over een lengte van zon’n 50 cm en breedte van 20 cm gevuld met nestmateriaal. Zie de foto links.

 

Dozijn eieren

Als het nest dan klaar is, begint het eigenlijke werk pas voor het vrouwtje. Want dan moeten er eieren gelegd worden. Iedere dag produceert ze er een, tot ze er wel een stuk of tien gelegd heeft. Soms zelfs vijftien. Ze begint pas met broeden als ze minimaal acht tot tien eieren gelegd heeft. Zoveel eitjes is overigens voor kleine vogeltjes als de mezen vrij gewoon. Zij staan immers laag in de voedselketen en daardoor op het menu van veel predatoren. Wie kent het verschijnsel niet dat in je tuin plots alle vogeltjes opvliegen en er in een flits een sperwer of havik door de tuin schiet, in de hoop een klein snackje te pakken. Nesten van kleine vogeltjes worden ook door andere vogels gepredeerd. Bekend is het leegroven van nestkastjes door grote bonte spechten, maar ook gaaien en eksters hebben het op de kleine vogeltjes gemunt.

 

Rupsenpiek

Verder kan de sterfte door voedseltekort onder jonge vogeltjes erg groot zijn. De jongen worden namelijk in de nestfase voornamelijk met rupsjes gevoerd. Deze zijn een belangrijke eiwitbron voor het jonge grut. Uit onderzoek is gebleken dat een jonge koolmees maar liefst 10000 rupsjes naar binnen werkt, die allemaal door paps en mams aangevoerd moeten worden. De kunst is dan ook om zodanig op tijd eieren te leggen, dat het aanbod aan rupsen voldoende is voor de jongen, dus samenvalt met de zogenaamde rupsenpiek. Die ontstaat doordat sommige soorten nachtvlinders (zoals de grote wintervlinder (Erannis defoliaria)) in december hun eitjes afzetten en de rupsen in het vroege voorjaar uitkomen. De beschikbaarheid van die rupsen is van belang voor de koolmezen (maar ook pimpelmezen (Cyanistes caeruleus)). Een langdurige koude winter zorgt dan ook voor een late rupsenpiek. De laatste jaren zijn de winters erg zacht, waardoor de rupsenpiek eerder plaatsvindt en de koolmezen vroeger eieren moeten gaan leggen.

 

Overleven van de soort

Als ze te laat starten met eieren leggen, is de rupsenpiek voorbij en kunnen de ouders niet alle bekkies voeren. Vaak zal het eerste legsel daardoor deels mislukken. Bij tweede of derde legsels worden er ook veel insecten aangevoerd. Ook eiwitrijk, maar per stuk minder dan een rups. Dus moeten er vele tienduizenden insecten gevangen worden om de jongen te kunnen voeren. Pa en ma koolmees hebben er een drukke taak aan. Als een van de twee oudervogels ten prooi valt aan een roofvogel of kat (!), zal de overgebleven ouder de jongen onvoldoende kunnen voeren. Het grootste deel van de jongen overleeft naar schatting het eerste jaar niet. Koolmezen kunnen twee, zelfs drie legsels per seizoen hebben en dat is natuurlijk niet voor niks. Het vergt nogal wat inspanning van de ouders, maar alleen dan blijven er voldoende jongen over om de soort te laten voortbestaan. 

 

Goed aanpassen

Gemiddeld is de start van het broedseizoen in de afgelopen decennia met een halve dag per jaar vervroegd. Was het in 1986 nog op de 110e dag van het jaar (rond 11 april), in 2006 was het al op de 100e dag van het jaar (rond 1 april). En de laatste jaren zijn broedende koolmezen in de tweede helft van maart geen uitzondering. De koolmees is dan ook een erg adaptieve vogel, hij kan zich goed aanpassen. Maar één strenge vorstperiode begin maart (wat in de afgelopen jaren geen uitzondering was) en de hoeveelheid rupsen krijgt een flinke tik, waardoor er te weinig overblijft voor de jonge meesjes. Maar de koolmees heeft meer mogelijkheden in petto. Zo slaan ze soms zaden op in boomholtes of nestkasten, die ze in periodes van minder voedselaanbod opeten, een soort hamsteren dus. Maar ze overleven ook voor een deel dankzij de zaden en vetblokken die we in onze tuinen ophangen. Deze zijn dan ook van groot belang voor de overlevingskans van de mezen.

 

Russische invasie

Een andere aanpassing is vogeltrek. Want hoewel je het, gezien de hoeveelheid koolmezen in je tuin, niet zult zeggen zijn koolmezen wel degelijk trekvogels. Bijna iedere vogel overigens. Maar de populaties die hier naar het zuiden trekken worden dan aangevuld door soortgenoten uit het noorden en oosten, waardoor de aantallen vrijwel niet fluctueren. In de winter van 2012 kwam men er achter dat er koolmezen in ons land (maar ook in Duitsland, België, Frankrijk) voorkwamen die een duidelijk andere roep hadden dan die “van ons”. Het meest opvallende was een schel, hoog en snel “wie-wie-wie”. De Duitse vogelaar Matthias Feuersenger was dit ook opgevallen, maar het geluid kwam hem wel bekend voor. Hij ontdekte dat dit geluid identiek was aan dat van roepende koolmezen in Cheboksary in Rusland, zo’n 700 km ten oosten van Moskou. Die koolmezen hadden blijkbaar een ander dialect. En dat werd bevestigd door ringonderzoek bij gevangen koolmezen. Er was dus sprake van een invasie van Russische koolmezen in West-Europa.

Tja, zolang het maar bij koolmezen blijft…

 

 

 

Bronnen:

  •  

Dit bericht heeft 6 reacties

  1. Wouter van Caspel

    Al jaren heb ik een nestkast aan de schuur. Nog nooit in gebroed helaas. Heb er 1 of 2 keer een koolmees naar binnen zien Gaan. Helaas zonder vervolg.
    Dank voor je verhaal weer!

    1. Theo

      Graag gedaan Wouter. Misschien het nestkastje een keer op een andere plek hangen? De mezen zijn niet echt kieskeurig, maar als het ze niet zint gaan ze er echt niet in.

  2. Leplae Jolande

    Opeens hoorden we geen gepiep meer in het nestkastje .. Na een week deed ik het nestkastje open en vond er een zestal dode jongen . Hele kleintjes onderaan het nest, daarboven wat grotere jongen, en bovenaan twee bijna volgroeiede

  3. Afra

    Ik ga vanaf nu die stropdassen eens beter bekijken!

  4. Anne Mieke.

    Mooi verhaal en weer leerzaam alleen hebben wij weinig koolmeesjes in de tuin. Komt waarschijnlijk door te weinig bomen hier. Jammer vind dit wel leuke beestjes

  5. Silvia

    Mooi en leerrijk verhaal. Ik wist niets af van het hamsteren maar we zorgen altijd voor voldoende voedsel als we weten dat er jongen zijn.

Geef een reactie