Dansende elfjes

Het is even een tijdje geleden dat ik een blogje geplaatst heb. Niet dat het me ontbreekt aan ideeƫn of inspiratie, want dat heb ik genoeg opgedaan in de afgelopen weken. Het ontbrak me even aan de andere belangrijke factor, namelijk tijd. En dan te bedenken dat ik ook nog twee weken vakantie had in de tussentijd. Een andere oorzaak was het probleem met de onbereikbaarheid van de website. Het heeft heel wat chat- en e-mailverkeer met de host gekost om de website weer volledig online te krijgen. Gelukkig is het probleem nu opgelost en niet teruggekeerd, maar de website heeft wel ruim drie dagen op blanco gestaan.

 

Op pad in Drenthe

Tijdens mijn vakantie ben ik uiteraard op pad geweest. Onder andere een dag naar Drenthe. Dit keer niet naar het BallooĆ«rveld, waar ik eerder over schreef, maar naar een ander gebied in het Nationaal Beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa, namelijk het Oudemolensche Diep. Dit beekje is een van de vele benamingen van de Drentsche Aa. Sterker nog, de Drentsche Aa krijg deze naam pas als het water over Gronings grondgebied stroomt. Voordat het de provinciegrens over gaat heeft de beek verschillende namen vanaf het punt bij het buurtschap Schieven waar het Anreeperdiep en het Amerdiep samenkomen. Want daar ligt de oorsprong van wat uiteindelijk de Drentsche Aa wordt. De beek is in de laatste warme periode van het Pleistoceen ontstaan, zo’n 110 000 jaar geleden. In de tijd dat er nog mammoeten, wolharige neushoorns, holenleeuwen en reuzenwolven rondliepen in ons land. Maar ook de neanderthaler, de voorloper van de mens, keuvelde hier al rond in onze contreien. En de Aa stroomde vanuit het Drentsche landschap naar wat nu de Waddenzee is. In 1385 werd het gedeelte tussen Dorkwerd en Adorp in Groningen afgesloten en een kanaal gegraven naar het Reitdiep. Van daaruit stroomde het water verder naar de Lauwerszee. Tegenwoordig is van deze oude loop helemaal niks meer herkenbaar.

Zodra de beek de grens met Groningen is gepasseerd wordt deze met een zogenaamde onderleider (een soort duiker) onder het Noord-Willemskanaal geleid en heet de beek de Oude Aa. Om vervolgens over te gaan in de Schipsloot bij het Friesche Veen en vervolgens alsnog in het Noord-Willemskanaal uit te monden.

 

Zuurstofrijk stromend water

Een van de redenen om naar dit mooie gebied te gaan was de aanwezigheid van een bijzonder mooi gekleurde libellesoort. Eentje die door de prachtig glanzend metaalblauwe kleur, maar ook door het zwart in de vleugels van de mannetjes enorm tot de verbeelding spreekt. Ik heb het over de weidebeekjuffer (Calopteryx splendens). Het is een vrij algemeen voorkomende soort in het oosten, midden en zuiden  van het land. In het westen, maar ook in Groningen, Friesland en Zeeland is hij zeldzaam. Dat is onder andere te wijten aan zijn habitat, deze juffer houdt zich namelijk op bij zuurstofrijk stromend water van redelijke kwaliteit. En dan ook graag met een wat natuurlijk verloop van de beek, waardoor er plekjes met snel en met langzaam stromend water aanwezig zijn. En graag ook een deel van het water in de zon. Als er dan aan de oevers een lekkere ruige en overhangende vegetatie aanwezig is en er voldoende drijvende planten aanwezig zijn, is het helemaal prima. Dan voelt de weidebeekjuffer zich op zijn gemak.

 

Pterostigmata?

De mannetjes van de weidebeekjuffer vallen enorm goed op, met hun deels zwarte vleugeltjes en hun fraaie metaalblauwe glans. De vrouwtjes hebben een metaalgroene kleur en egaalgekleurde groene tot groenbruine vleugels. Verder zijn hun pterostigmata wit. Hun wat? Pterostigmata, ook weer zo’n leuk woord om te gebruiken. Dat zijn de verdikte en opvallend gekleurde vlekjes op de vleugel van insecten. Vooral libellen hebben vaak opvallende pterostigmata en aan de plaats, grootte en kleur kun je de soort veelal determineren. Bij de vrouwtjes weidebeekjuffer zijn deze vlekjes dus wit, zie ook de uitvergroting hiernaast. 

 

Geheel zwarte vleugels

Er is overigens nog een libellesoort waarvan de mannetjes van die mooie zwarte vleugeltjes hebben, namelijk de bosbeekjuffer (Calopteryx virgo). Alleen zijn de vleugels bij deze soort geheel donkergekleurd en bij de weidebeekjuffer maar voor een deel. Deze soort is zeldzaam in ons land en staat ook als bedreigd op de rode lijst. Je kunt hem tegenkomen langs natuurlijke schone bosbeken in onder meer Noord-Brabant, Limburg, de Achterhoek (Slinge) en Twente (Dinkel). Vroeger kon je hem ook nog wel eens op de Veluwe zien. Ik heb deze soort onder meer in Noord-Brabant gezien, maar ook in Frankrijk. Daar zijn gebieden waar deze soort erg algemeen voorkomt. Op de foto hiernaast is het mannetje bosbeekjuffer te zien, helaas is de kwaliteit van de foto niet erg goed. Dat wordt nog een keer op zoek naar de bosbeekjuffer voor betere foto’s. 

 

Vooruitgang

De laatste tijd zijn er veel sombere berichten over de insectenstand. Er is een duidelijke afname zichtbaar met soms wel 75 tot 80%. Dat zijn schrikbarende cijfers. De weidebeekjuffer lijkt zich hier echter weinig van aan te trekken. Met deze soort gaat het juist weer de goede kant op en zitten we bijna weer op de aantallen van voor 1960. Dat mag ook wel, want het is jarenlang een bedreigde soort geweest. Op het kaartje links (bron: Vlinderstichting) is de verspreiding te zien over vier tijdvakken en daarop is mooi zichtbaar hoe de populatie gegroeid is. De oorzaak zal voornamelijk liggen in het schoner worden van het water in de beken en het herstellen van het beekdallandschap, waardoor er weer voldoende habitat voor de soort ontstaat. Ook de populatie van de bosbeekjuffer neemt de laatste decennia weer iets toe, zoals te zien op het kaartje rechts, maar deze soort blijft kwetsbaar. 

 

Dansen boven het water

De weidebeekjuffer is ongeveer 45 tot 48 mm lang en vliegt tussen mei en september. Het hoogtepunt ligt tussen half juni en eind juli. Als je bij een beekje komt waar de weidebeekjuffer voorkomt, dan heb je ze zo gevonden. De mannetjes althans. Die vallen meteen op door hun vlinderachtige vlucht. Niet zo snel zoals andere libellesoorten, maar het is meer fladderen. Dat fladderen komt doordat ze hun voor- en achtervleugels onafhankelijk van elkaar bewegen. Dit in tegenstelling tot de meeste andere libellen en juffers, die hun vleugels synchroon bewegen. Het lijken wel elfjes die met hun zwarte vleugels dansen boven het wateroppervlak. Schijn bedriegt echter, want zo lieflijk is het niet. De mannetjes verdedigen namelijk hun territorium en gaan met andere mannetjes felle schijngevechten aan in de lucht. Dat kan minutenlang duren.

 

Uitsluipen

Als het mannetje een vrouwtje voorbij ziet vliegen, dat hem wel aanstaat, laat hij de witte stip aan de onderkant van zijn achterlijf zien. Stemt het vrouwtje in, dan achtervolgt het mannetje haar in een baltsvlucht. Na de paring, die soms wel een kwartier duurt, zet het vrouwtje haar eitjes af onder water in waterplanten. Daarbij kan het voorkomen dat zij volledig onder water verdwijnt, maar gelukkig komt ze vervolgens weer boven water hoor. De eitjes komen voor de winterperiode uit en de larven blijven een of twee winters in het water. In die tijd ontwikkelen de larven zich tot imago. (Het imago is de volwassen verschijningsvorm van insecten zoals een libelle en een vlinder. Het grootste deel van hun leven brengen libellen en vlinders echter door als respectievelijk larve en rups of pop.) Vanaf mei tot half augustus vervellen de larven tot volwassen libellen, wat uitsluipen genoemd wordt.

Een prachtig schouwspel, wat wel een paar uur kan duren. Mocht je ooit de kans krijgen dit te zien, neem er even de tijd voor en geniet…

 

 

 

Bronnen:

 

 

Dit bericht heeft 3 reacties

  1. Ymir

    Wat een prachtig geschreven blog!! Erg leuk om te lezen!??

  2. Marina

    Prachtig, toch weer wat dingetjes bijgeleerd. Altijd leuk om ze boven het water te observeren.

  3. Trees Dijk

    Heel mooi perfect om naar te kijken en genieten

Geef een reactie