KBV’tjes

Het gebruik van afkortingen (of afko’s om maar even in de sfeer te blijven) is ook bij vogelaars niet vreemd. Zo kun je in een gesprek, vooral met zogenaamde twitchers of soortenjagers, schollies en robotapjes voorbij horen komen, maar ook bijvoorbeeld drieteentjes, ali’s, mibo’s en wiko’s. Denk daar maar eens over na welke soorten bedoeld zouden kunnen worden. Een wat meer algemene afkorting is een “KBV’tje”. Dan gaat het in het algemeen over een vogeltje dat men ergens in het struikgewas of rietkraag heeft gezien, maar nog twijfelt over de juiste naam. KBV’tje is dan ook een soort verzamelnaam voor “kleine bruine vogeltjes”. Als excursieleider is deze afkorting een goede uitvlucht als je niet precies weet welk vogeltje je op dat moment ziet. Alhoewel je als gids aardig door de mand valt als je alle kleine bruine vogeltjes KBV’tjes gaat noemen.

Tweelingsoorten

Over één van deze KBV’tjes gaat dit blogje, namelijk over de fitis (Phylloscopus trochilus). Een vogeltje van zo’n 11 tot 12 centimeter groot dat vrij algemeen voorkomt in ons land. En zoals de term KBV’tje al aangeeft heeft de fitis een bruin/geelgroene kleur waarmee hij zich onopvallend door het struikgewas kan begeven. De KBV’tjes lijken ook allemaal op elkaar, de een wat meer dan de ander. Maar zeker voor beginnende vogelkijkers is het op zicht uit elkaar houden van deze vogeltjes een hele opgave. Zeker bij de fitis en zijn “tweelingsoort” de tjiftjaf (Phylloscopus collybita). Tweelingsoorten of soortenparen zijn dieren die qua uiterlijk heel sterk op elkaar lijken, waardoor vergissing heel goed mogelijk is. Andere tweelingsoorten zijn bijvoorbeeld de goudhaan (Regulus regulus) en vuurgoudhaan (Regulus ignicapilla) en de matkop (Poecile montanus) en glanskop (Poecile palustris). Ze lijken niet alleen qua uiterlijk enorm op elkaar, ook de geluidjes die ze maken zijn lastig te onderscheiden.

Zang en roepjes

Bij de fitis en tjiftjaf ligt dat wat anders. Op het moment dat deze het bekje open trekken valt meteen het verschil op. Althans als ze zingen. De naam tjiftjaf is een zogenaamde onomatopee en het vogeltje roept dus zijn of haar eigen naam. De fitis daarentegen zingt een liedje dat nogal heel enthousiast begint maar een beetje melancholisch afloopt. Hij zingt als het ware “Ik heb vandaag zoveel zin om te zingen maar eigenlijk valt het best wel weer tegen”, zoals een kennis van me altijd de zang van de fitis kenmerkt. Maar net als vele andere vogels stopt het genre niet bij de uitbundige zang, die onder meer gebruikt wordt voor het afbakenen van territoria of het imponeren van vrouwelijke soortgenoten. Ze hebben ook nog zogenaamde roepjes. Vaak zijn dit korte geluidjes die ze onder meer produceren als er gevaar dreigt of om contact met soortgenoten te leggen en te onderhouden. Ook de fitis en tjiftjaf hebben een roepje dat wel weer enorm op elkaar lijkt. Bij de laatste klinkt het net wat opgewekter, het roepje van de fitis heeft ook weer een beetje dat melancholische in zich.

Uiterlijke kenmerken

Dus alleen met de vraag: “Ik heb een klein bruin vogeltje gezien, wat zou dat geweest kunnen zijn?” komen we niet veel verder. Zolang het vogeltje zijn of haar snaveltje dicht hield en geen geluid produceerde, zijn meer uiterlijke kenmerken noodzakelijk om tot een goede determinatie te komen. Vaak wordt naar de kleur van de poten verwezen. Als het vogeltje donkere pootjes had is het een tjiftjaf en bij lichte pootjes is het een fitis. Helaas, was het maar zo simpel, want ook een fitis kan erg donkere pootjes hebben, met name de vogeltjes uit het noorden van Europa die over ons land doortrekken. Dat kenmerk valt dus al af. De kleur van het verenkleed valt ook af, want beiden hebben ze een olijfgroen/bruinige bovenzijde en een lichte onderkant. Maar er is een licht verschil, want een fitis heeft een wat nette lichte borst en buik, terwijl de tjiftjaf er meestal wat groezeliger uitziet. Je zult net een fitis treffen die zich niet zo goed schoon houdt of een tjif (nog zo’n afkorting) met smetvrees.

Langere vleugel

Een verschil wat wel opvallend is, maar waar je ook een geoefend oog voor nodig hebt is de lengte van de vleugel. Een fitis heeft een langere vleugel dan de tjiftjaf, wat vooral in zittende houding zichtbaar is. De vleugelpuntjes van de fitis komen ongeveer tot halverwege zijn staart, terwijl die van de tjiftjaf net aan het begin van de staart komen. Dit komt doordat met name de buitenste handpennen van de fitis langer zijn. De handpennen zijn de veren aan het puntje van de vleugel. Er zijn uiteraard nog meer verschillen, maar voor dit blogje voert het te ver om daar op in te gaan. In sommige determinatie-groepen op Facebook worden soms dagenlange discussies gevoerd om aan de hand van een foto te bepalen of er een fitis of tjiftjaf op de foto staat. Zeker als de foto onscherp of van grote afstand is.

Lastige naam

De naam fitis zou volgens sommigen ook een onomatopee zijn. Maar de zang noch het roepje bestaan uit twee klanken. Dus waar dat vandaan komt is nog een raadsel. Vermoedelijk komt de naam fitis wel uit het Lets en heeft onder meer via het Duits (waar de vogel ook Fitis heet) zijn intrede gedaan in ons land. Dat heeft overigens nog een tijdje geduurd, want pas in 1852 noemt de natuuronderzoeker Schlegel (Duitser van origine maar vrijwel zijn gehele leven verbonden aan het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie in Leiden) het vogeltje “De fitis” met als kenmerk “Zeer algemeen in de bosschen van het geheele rijk broeijende. Trekvogel.”

Zomergast

De fitis is inderdaad een echte trekvogel. Vanaf augustus-september reist de vogel af richting Afrika om daar ten zuiden van de Sahara te overwinteren. Voor dit kleine vogeltje een hele prestatie, met name de oversteek van die grote zandbak. Begin april keren ze vervolgens weer terug in ons land. (Hun tweelingsoort de tjiftjaf is dan al lang en breed terug, maar die gaat dan ook niet zo ver op reis en houdt het op het Middellandse Zeegebied. Als ze overigens al wegtrekken, want met de zachte winters van de laatste jaren kun je ook in de wintermaanden tjiffen in ons land tegenkomen.) Als de fitis gearriveerd is en een territorium heeft afgebakend maakt de vogel een nestje op de grond met een kleine vliegopening, bekleed aan de binnenkant met een dikke laag veren. Er worden vier tot acht kleine eitjes gelegd, waar het vrouwtje zo’n twee weken op broedt. Als de kleine fitisjes uitgekomen zijn, blijven ze nog eenzelfde periode in het nest. Na uitvliegen worden ze nog circa twee weken door het vrouwtje gevoerd. En dan mogen ze zelf de wijde wereld in.

Pincetsnaveltje

De fitis is een heel algemeen voorkomend vogeltje. Je kunt hem in heel Nederland op verschillende plaatsen tegenkomen. In bossen en parken, op de heide, in moerasgebieden, maar ook in het agrarisch gebied en dan vooral in houtopstanden en struweel. Tussen het struikgewas zoekt de vogel naar voedsel. Zoals het puntige pincetsnaveltje al verraadt is het een echte insecteneter. Ook de larven, rupsen en eieren van de insecten staan op het menu. Vooral in de lente laten ze hun zang horen, dat verderop in het jaar plaats maakt voor het ingetogen roepje.

Oh ja, die afko’s

Even terugkomend op de afkortingen. Schollies zijn scholeksters (Haematopus ostralegus) en robotap voor de roodborsttapuit (Saxicola rubicola). Drieteentjes staat voor de drieteenstrandloper (Calidris alba). Dat zijn die grappige kleine strandlopertjes die je in de winter aan het strand ziet, waar ze achter de golfjes aanrennen. Ali’s zijn aalscholvers (Phalacrocorax carbo) en de afkorting mibo staat voor de middelste bonte specht (Dendrocoptes medius), de zeldzaamste van de bonte spechten in ons land. En een wiko is een winterkoning (Troglodytes troglodytes), dat kleine vogeltje met dat enorme geluid. Dus mocht je een keer een gesprek “op niveau” met een vogelaar willen voeren, gooi dan maar eens een van deze kreten er in. De kans is dan wel aanwezig dat je wat vreemd aangekeken wordt.

Bronnen:

Dit bericht heeft 20 reacties

  1. Wouter van Caspel

    Pracht verhaal

  2. Leuk Theo om te lezen over kbvtjes. Een lieve vriend van mij en een enorme natuurkenner, die veel te vroeg is overleden, noemde ze ook altijd zo. Groetjes Anita

  3. Roelfiena Schaafstal

    Bedankt voor je leuk blogje. Weer een hoop van je geleerd. Ik kijk uit naar het volgende blogje. Groet, Roelfiena

  4. Ik heb beide soorten kbv’tjes in de tuin Theo en inderdaad valt het soms niet mee om ze juist te benoemen…. als ze niets zeggen 🙂
    Ook heb je verschillende variëteiten qua kleur; moeilijk moeilijk dus…
    Prima uitleg trouwens.
    Groet, Geert

  5. Ton van Rosevelt

    Mooi Theo, blijf doorgaan met je blogjes, ik geniet er elke keer weer van, Ton

  6. Lia

    Erg leuk informatief verhaal, vooral de afkortingen schollie en ali gebruiken we zelf ook altijd. Groeten.

  7. Haha, die afko’s vind ik altijd weer leuk. De eerste keer dat ik over een robotap hoorde, dacht ik aan alles behalve een vogel 🙂
    Wij doen het soms met vlinders: Jos spreekt in het vroeger voorjaar regelmatig van een Orati 🙂
    Leuke blog!

    1. Dank je Marjolein. Dan spreken jullie vast ook over een boza, bruza, kleikowi, grokowi? Ik zie het helemaal voor me.

  8. Anne Mieke

    Weer een leuk blogje over de kbv’tjes. Ook mooie foto’s erbij. liefs Je zus.

Geef een reactie