Distelvlinders

Het is weer tijd voor de Nationale Tuinvlindertelling van de Vlinderstichting. In 2009 begonnen als een landelijke tuinvlindertelling waarin mensen gevraagd werd om vlinders in de tuin te tellen, tegenwoordig is het een periode van drie weken. (Waarom dit is weet ik niet zeker, maar ik vermoed dat het met de weersomstandigheden te maken heeft. Een druilerig weekend zou een hele slechte score qua soorten en aantallen inhouden, maar geen representatief beeld schetsen over de vlinderstand.) Dit jaar vind de telling plaats van 6 tot en met 28 juli. Om niet-geoefende tellers een handje te helpen zijn er her en der allerlei activiteiten georganiseerd, maar ook deze herkenningskaart kan daarbij van dienst zijn. De meest voorkomende vlinders zijn er op afgebeeld. Doel is natuurlijk om een goed beeld te krijgen van de vlinderstand in ons land. Onderzoeken bevestigen steeds weer opnieuw dat het slecht gaat met de vlinders en de insecten in het algemeen. Ja, er komen soms ook soorten bij, waaronder de grote vos (Nymphalis polychloros) die de laatste jaren steeds vaker waargenomen wordt in ons land. Maar er verdwijnen daarnaast ook soorten en over het algemeen gaan de vlinders en insecten er in aantallen sterk achteruit. Je kunt het vast wel merken in je eigen tuin.

Iedereen telt mee

Net als de Nationale Tuinvogeltelling is ook de Nationale Vlindertelling een vorm van burgerwetenschap, of citizens science zoals de Engelsen zeggen. Het zijn wetenschappelijke onderzoeken, waarbij voor een groot deel van de uitvoering (vaak observaties of tellingen) een beroep wordt gedaan op een netwerk van burgers. Maar ook individuele burgers, zonder wetenschappelijke achtergrond, die onderzoek doen met vaak verrassende uitkomsten. Het is niet nieuw, maar bestaat al eeuwen. Bekende ontdekkingen uit het verleden zijn gedaan door personen die zich met burgerwetenschap bezighielden. Bijvoorbeeld de ontdekking van micro-organismen door Antoni van Leeuwenhoek. Een voorbeeld van grootschalige citizens science is de vogeltelling van de National Audubon Society, zeg maar de Amerikaanse evenknie van onze Vogelbescherming. Die club organiseert sinds 1998 een grootschalige vogeltelling in de Verenigde Staten. Een ander voorbeeld op dit gebied is de website xeno-canto, waar vogelgeluiden van de hele wereld op staan. Allemaal verzameld en beoordeeld door vrijwilligers en een prachtige bron van informatie. En wat te denken van de Vogelatlas van Sovon die eind vorig jaar het levenslicht zag? 650 pagina’s en ruim 3,5 kilo aan informatie over de broedvogels in Nederland, bijeengebracht door de tellingen van 2000 amateurvogelaars.

Uit Afrika

Terug naar de Nationale Vlindertelling. Een soort die je tijdens deze weken zeker in de tuin zult zien is de distelvlinder (Vanessa cardui). Net als de atalanta (Vanessa atalanta) uit een eerder blogje een echte trekvlinder. De distelvlinder kan namelijk helemaal niet tegen vorst, ook niet als rups of als pop. Dus om te overleven zullen ze naar warmere gebieden moeten trekken. De atalanta blijft bij zijn trektocht voornamelijk in Zuid-Europa, alhoewel er ook waaghalzen onder deze soort zijn die de oversteek naar Noord-Afrika wagen. Een deel van de distelvlinders trekt ook richting Zuid-Europa, de overigen die als imago (dat is het volwassen insect), rups of pop in ons land achterblijven overleven de winterse kou niet. Nazaten van de overwinteraars in Zuid-Europa verspreiden zich in het voorjaar vervolgens weer over Europa. Maar een deel van de distelvlinders die in het voorjaar naar Nederland komen, hebben hun oorsprong in Midden-Afrika. Dat doen ze overigens niet in één generatie, want vlinders zijn immers geen lang leven beschoren, variërend van enkele dagen tot een paar maanden. Hoewel sommige soorten, zoals de rouwmantel (Nymphalis antiopa), wel een jaar oud kunnen worden. Zo rond december komen in Midden-Afrika de distelvlinders uit de pop en die vertrekken richting noorden. Ze steken de Sahara over naar Noord-Afrika, waar gepaard wordt en eitjes afgezet. Na ongeveer een maand, zo rond februari, komt een nieuwe generatie vlinders uit de cocon, die vervolgens de Middellandse Zee oversteekt. In Zuid-Europa herhaalt zich dit proces en deze generatie verspreidt zich verder over Europa. Rond mei komen de vlinders in ons land aan, sommigen dus na een etappereis van zo’n 4000 kilometer.

Invasie

Bij dieren die trekken is het een vaker voorkomend fenomeen dat er jaren zijn dat er van een soort plots heel veel exemplaren opduiken in een land of gebied. Er kunnen diverse redenen aan ten grondslag liggen, bijvoorbeeld het voedselaanbod. Als er weinig bessen aan de struiken zijn in Scandinavië, zullen de pestvogels (Bombycilla garrulus) eerder de Noordzee oversteken naar ons land. In de biologie noemen ze dat een influx, maar er wordt ook gesproken over een invasie. Bij trekvlinders is dat niet anders, ook daar vind er af en toe een invasie plaats. Vaak is deze ingegeven door de luchtstromingen en de wind vanuit Afrika. De distelvlinder kan namelijk tot een hoogte van wel een kilometer vliegen en laat zich dan meevoeren met de luchtstromingen. Niet toevallig valt een invasie van trekvlinders vaak samen met de aanvoer van Saharazand. Ook dit jaar (2019) kunnen we spreken van een invasie van de distelvlinder. Ook 1996 en 2003 waren duidelijke piekjaren. De laatste piek deed zich voor in 2009, toen West-Europa overspoeld werd met deze soort, tot zelfs op IJsland toe. Of dezelfde aantallen als in 2009 gehaald worden is de vraag, maar er worden wel veel distelvlinders gemeld.

Versleten afgevlogen vleugels

De distelvlinders die nu in dit voorjaar gemeld en gefotografeerd worden, zien er niet zo kleurrijk uit als we van ze gewend zijn. Logisch natuurlijk, want ze zijn “even” uit Zuid-Europa aan komen vliegen. De vleugels zijn vaak beschadigd en hebben een hele vale kleur. “Afgevlogen” noemen we dat in vlinderaarsterminologie. Dit komt omdat een vlindervleugel bedekt is met kleine gekleurde schubjes. Mocht je een keer een vleugelvlinder aangeraakt hebben, dan heb je waarschijnlijk wel gezien dat deze een soort kleurstof achterlaten. Dat zijn de schubjes. Bij een “verse” vlinder zijn deze nog allemaal aanwezig en geven de intense, diepe kleuren aan de vleugel. Niet voor niets noemen de Engelsen deze vlinder Painted Lady. Maar naarmate de vlinder ouder wordt, verliest deze door het vliegen en aanraking met objecten veel van deze schubjes; de vleugels worden daardoor vaal van kleur. Ook breken er stukjes van de tere vleugels af. In de serie foto’s hieronder heb ik ook enkele afbeeldingen opgenomen van oudere distelvlinders, waarbij goed te zien is dat de vleugels flink te lijden hebben onder de verre reizen.

Spataders

De distelvlinder doet zijn naam eer aan, want de voornaamste waardplanten zijn leden van het geslacht van de vederdistels (Cirsium), zoals de akkerdistel (Cirsium arvense), kale jonker (Cirsium palustre) en speerdistel (Cirsium vulgare). En ook de wetenschappelijke naam cardui verwijst naar de distel: Carduus is de wetenschappelijke naam van het plantengeslacht van de distels. Maar hierboven had ik het toch over het geslacht Cirsium? Dat klopt, dat zijn de vederdistels. Er zijn namelijk meer plantengeslachten die we de uitgang -distel gegeven hebben, maar die taxonomisch gezien geen relatie hebben. Behalve dan dat ze vrijwel allen tot de familie van de Composieten (Asteraceae) behoren. Uitzonderingen bevestigen daarbij weer de regel, want bijvoorbeeld de blauwe distel (Eryngium maritimum) behoort tot de familie van de Schermbloemigen (Umbelliferae). Wat alle distels – letterlijk – gemeen hebben zijn de zeer puntige bladeren. Overigens komt de naam Cirsium van het Griekse woord kirsos, dat “gezwollen ader” of “spatader” betekent. In vroeger tijden werden distels als remedie bij spataders gebruikt.

Tel je mee?

Je hebt dus nog enkele weken de tijd om een rondje door de tuin te doen en de aanwezige vlinders te tellen. Het enige wat je vervolgens hoeft te doen is je telling door te geven aan de Vlinderstichting via deze pagina. (Mocht je je nog niet eerder aangemeld hebben, dan moet je wel eerst een account aanmaken.) En je mag de komende weken zoveel tellen als je wilt. Als je maar iedere keer een nieuwe telling aanmaakt. En na 28 juli stopt het niet, want bij de Vlinderstichting kun je het hele jaar je tellingen doorgeven. Zo krijgen zij een goed beeld van de vlinderstand in ons land en draag je je eigen bescheiden steentje bij aan dit stukje burgerwetenschap.

Bronnen:

Dit artikel is aangepast op 11 juli 2019.

Dit bericht heeft 8 reacties

  1. Pie Pierre Cilissen

    De eerste indruk is heel fijn. Helder en duidelijke uitleg. Waar ik ook altijd nieuwsgier naar heb is waarmee je de foto’s maakt?

    1. Dank je Pierre. Ik heb een Nikon D7100 en D7200 en qua glaswerk een Tamron 150-600 voor de vogels en zo en een Tamron 90 mm macro-objectief voor het kleine spul. En daarnaast nog een 70-300 en 18-105 van Nikon.

  2. Ingrid Vaane

    hoi Theo, leuk verhaal maar één opmerking over de Atalanta, ook deze vliegt naar Marokko en gaat dus ook verder dan zuid Europa. E.e.a. jaren geleden prachtig in beeld gebracht door filmmaakster Josephine Hamming. Zij reisde acht jaar lang langs de route van Sint-Petersburg naar Casablanca voor de film ‘Go, Butterflies, Go!’ http://www.gobutterfliesgo.nl/

    groetjes Ingrid

  3. Grace palm.

    Ja het is heel leuk om allemaal te lezen , ook de reacties . Allemaal nieuw voor mij.

  4. Marina Govaert de Groene

    Leuk Theo, meeste wist ik al wel, was me ook opgevallen dat de Distelvlinders die ik zag, heel licht van kleur waren. Nu weet ik ook waarom!! Zag er van de week eentje in het spinrag hangen. Versleten vleugels. Ook een Atalanta die ik fotografeerde was rafelig. Er vliegen er een stuk of drie dagelijks rond de lavendel, daarnaast een enkele Atalanta, had een gehakkelde Aurelia en kleine en grote Koolwitjes en heel veel hommels en andere bijen.

Geef een reactie