Een mus die geen mus is…

Enthousiast onthaal

Als je een dezer dagen het veld in gaat heb je nog kans om oog in oog te staan met een klein grijsbruin vogeltje dat je enthousiast toezingt. Een weliswaar kort melodietje, maar telkens weer met evenveel plezier gebracht. Zoals bij het parkeerterrein bij het Dannemeer bijvoorbeeld. Daar zit hij in een klein boompje bij de ingang regelmatig zijn kunsten te vertonen. Alsof hij je welkom wil heten in dit prachtige natuurgebied. Maar je kunt hem ook aantreffen in een bosomgeving, vaak aan de rand van het bos in het struikgewas. Ook daar voelt dit zangertje zich prima thuis. Als er maar wat struweel in de buurt is. Ik heb het dit keer over de grasmus  (Sylvia communis)

 

Geen familie

En om dan maar meteen op die naam door te gaan: nee, het is geen familie van de huismus (Passer domesticus) en ringmus (Passer montanus) Degene die dit beestje deze naam toegedicht heeft, moet wel erg weinig ornithologische kennis gehad hebben. De grasmus is immers een insecteneter, te herkennen aan het fijne pincetsnaveltje waarmee ze overal kleine insectjes tussenuit kunnen peuteren. De huismus en ringmus zijn daarentegen zaadeters. Zij hebben forse kegelvormige snavels, waarmee ze zaden de baas kunnen. Deze mussen zijn dan ook eerder gerelateerd aan de vinken. 

De grasmus is niet de enige soort die ten onrechte de naam mus draagt. Ook de heggenmus (Prunella modularis), eveneens een insectenetende vogel, is geen familie van die zaadetende mussen. Het doet mij denken aan een collega uit het verleden. Hij had geen enkel benul van vogels en noemde de groene specht die vaak voor ons kantoor zat steevast een timmermus. De natuurbarbaar. 

 

Gewone bosvogel in het gras

De Nederlandse naam van de grasmus geeft al een vermoeden waar het vogeltje zich graag ophoudt, namelijk tussen het hoge gras. Dat dit diertje ook een mus genoemd wordt heeft, zoals hierboven al genoemd, geen verband met de huis- of ringmus maar met de manier van voortbewegen. Er zit namelijk verwantschap in met het Duitse woord mucken wat zich bewegen betekent. Het is dus eigenlijk een diertje wat zich door het gras beweegt en dat klopt. Dat verklaart ook de naam van de heggenmus, een soort die zich, jawel, door de heggen beweegt. De wetenschappelijke naam van de grasmus betekent eigenlijk gewone bosvogel. Sylvia is de algemene geslachtsnaam en verwijst naar het Latijnse woord voor bos (silva of sylva). Communis (vergelijk het Engelse common) wordt in de taxonomie vaak gebruikt om een veel voorkomende soort aan te duiden. Ook de vaak gebruikte termen vulgaris en trivialis wijzen daar op. 

 

Zangers van de Oude Wereld

De grasmus hoort tot de familie van de Zangers (Sylviidae). Deze familie wordt ook wel eens voluit Zangers van de Oude Wereld genoemd, verwijzend naar hun voorkomen in Europa, Afrika en Azië. Binnen deze familie is het geslacht Sylvia het grootst met 28 vertegenwoordigers, waartoe ook deze grasmus behoort. Andere algemeen in Nederland voorkomende vertegenwoordigers van dit geslacht zijn de zwartkop (Sylvia atricapilla), de braamsluiper (Sylvia curruca) en de tuinfluiter (Sylvia borin). De grasmus is van die vier de meest voorkomende in Europa en is een echte pioniervogel. In bijvoorbeeld oude bossen zul je ze dan ook niet gauw aantreffen. Wel in jonge natuurgebieden met opschietend struweel, aan bosrandjes en zo. 

 

Geëmancipeerde vrouwtjes

Zoals zoveel zangvogeltjes zoeken ook de grasmussen in de winter warmere oorden op. Zo in augustus-september vertrekken de eerste groepjes alweer richting Afrika. Ze overwinteren in de Sahel en uit ringonderzoek is onder meer gebleken dat de Nederlandse grasmussen een voorkeur hebben voor het westelijk deel. Van half april tot half mei keren ze dan terug, de mannetjes iets eerder dan de vrouwtjes. Zij maken dan enkele komvormige nestjes en leggen deze aan de vrouwtjes voor ter keuring. Als geen van de nesten haar bevalt, dan gaat ze alsnog zelf aan de slag om een nestje te bouwen. Goed geëmancipeerde vogels dus. Meestal broeden ze twee keer en per keer worden er 4-5 lichtbruin gespikkelde eitjes gelegd. Het broeden duurt ongeveer 9 tot 14 dagen. 10 tot 12 dagen later zijn de jongen al klaar om uit te vliegen, maar de ouders blijven hen nog ruim een week doorvoeren.

 

Genieten

Zo half juni stoppen de mannetjes met hun enthousiaste gezang. Hun werk zit er op, ze hebben weer voor nageslacht gezorgd en ze kunnen zich op gaan maken voor de grote reis naar het zuiden. Bij het tweede broedsel staat het vrouwtje er dan ook vaak alleen voor. Zo ver reikt die emancipatie dus ook weer niet, of juist wel. De komende weken kun je ze dus nog wel even horen. Sta even stil en geniet ervan. En geef ze in gedachten een klein applausje, ze verdienen het.

 

 

 

 

Bronnen:

 

 

Dit bericht heeft 2 reacties

  1. Annet De Jong

    Leuk Theo!! Dank voor de leuk gebrachte info.

Geef een reactie