Zoek de verschillen

In 2011 hebben wetenschappers berekend dat er ongeveer 8,74 miljoen verschillende soorten organismen op onze aardbol voorkomen. Dit is uitgezonderd simpele soorten als de bacteriën (waarvan er vele miljoenen, misschien wel miljarden, verschillende zijn). Maar wel inclusief de protozoa (eencelligen), schimmels en algen. De dieren vormen daarbij met 7,7 miljoen soorten het grootste deel. Al is daarvan nog geen 1 miljoen diersoorten ontdekt, nog ruim 6,7 miljoen te gaan dus. Overigens gebruikten de wetenschappers bij die 8,74 miljoen wel een foutenmarge van 1,3 miljoen. Het kunnen er dus 7,4 miljoen zijn maar ook 10 miljoen. Met zulke enorme aantallen is het haast onontkoombaar dat er soorten zijn die enorm op elkaar lijken. Daarover meer in dit blogje.

Tweelingsoorten

In de vogelwereld worden soorten die heel erg op elkaar lijken “tweelingsoorten” genoemd. Een mooi voorbeeld hiervan in ons land is de fitis (Phylloscopus trochilus) en tjiftjaf (Phylloscopus collybita), hiernaast op respectievelijk de linkse en rechtse foto. Twee KBV’tjes (kleine bruine vogeltjes) die in dezelfde omgeving voorkomen. Zeker voor beginnende vogelaars lastige soorten om uit elkaar te houden, tenzij ze gaan zingen. Dan is het verschil heel erg duidelijk. Een ander voorbeeld van tweelingsoorten zijn de matkop (Poecile montanus) en glanskop (Poecile palustris), beiden soorten uit de familie van de echte mezen. Bij deze vogeltjes speelt de omgeving wel een rol om te bepalen welke soort het is. Beiden komen voor in loof- en gemengd bos, maar de matkop geeft de voorkeur aan een vochtige omgeving. Deze kun je dan ook in moerasachtige gebieden tegenkomen, terwijl de glanskop vaker in drogere bossen en parken voorkomt. Verder zijn er subtiele verschillen aan het uiterlijk te zien. Zo heeft de glanskop aan de basis van de bovensnavel een klein licht vlekje, iets wat bij de matkop ontbreekt. Maar ook hier geeft het geluid de doorslag.

Goudvenstertjes en witjes

Er zijn geen afbeeldingen gevonden

Ook bij vlinders doet dit fenomeen zich voor. Neem bijvoorbeeld het goudvenstertje (Plusia festucae) en het moerasgoudvenstertje (Plusia putnami). Deze twee nachtvlinders lijken op het eerste oog ook enorm op elkaar en de verschillen zijn miniem. Een groot verschil, maar niet doorslaggevend, is dat het moerasgoudvenstertje in Nederland een vrij zeldzame soort is die met name in Drenthe en Overijssel gezien wordt. Het goudvenstertje is daarentegen veel algemener. Verder zitten de verschillen in het vlekkenpatroon op de vleugels. Een ander voorbeeld is het – nu nog – zeldzame scheefbloemwitje (Pieris mannii), een dagvlinder die de laatste jaren aan een opmars bezig is in Nederland. Deze lijkt heel sterk op het groot koolwitje (Pieris brassicae) en klein koolwitje (Pieris rapae). Alleen door goed op de details te letten kun je zien of je met de ene of de andere soort te maken hebt. Ieder koolwitje dat ik de laatste jaren zie, probeer ik dan ook op de foto te zetten om te kijken of het een scheefbloemwitje is, maar tot op heden nog zonder succes. Zoals ik in een eerder blogje schreef kun je daarom maar het beste eerst uitgaan van de meest algemene soort. En pas na vaststellen van de kenmerken van de zeldzamere soort kan hij als zodanig de boeken ingaan.

Genitaliënonderzoek

Er zijn geen afbeeldingen gevonden

Bij voornoemde soorten zijn de verschillen nog redelijk goed met het blote oog te zien. Maar in veel gevallen moet er toch echt een microscoop aan te pas komen. Bijvoorbeeld bij de halmrupsvlinder (Mesapamea secalis) en het weidehalmuiltje (Mesapamea secalella). Beiden algemeen voorkomend in Nederland en ze vliegen in de zelfde periode van het jaar. Maar met het blote oog zijn ze nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Alhoewel, onder de juiste hoek bekeken hebben verse weidehalmuiltjes een koperrode glans over de voorvleugels. Bij halmrupsvlinders ontbreekt deze. Deze details zijn niet op foto’s zichtbaar. Zeker als de vlinder niet meer zo vers is, is het vrijwel niet vast te stellen welke van de twee soorten het is. Het enige wat dan nog kan helpen is genitaliënonderzoek van de vlinder. Dat gaat me iets te ver om weten om welke soort het gaat. Dus staat hij bij mij in de boeken als halmrupsvlinder/weidehalmuiltje. Overigens is het bij waarneming.nl ook mogelijk om deze als dubbelsoort in te voeren als je niet zeker bent van de soort.

Giftige tweelingsoort

Niet alleen bij dieren komen op elkaar gelijkende soorten voor, ook bij planten en schimmels. Een voorbeeld is de vorkplaatrussula (Russula heterophylla), een eetbare paddenstoel met een gladde, glanzende groen tot bronskleurige hoed. Een vrij algemene soort die je in heel Nederland kunt aantreffen. Deze lijkt echter als twee druppels water op de algemeen voorkomende groene knolamaniet (Amanita phalloides), een van de dodelijkste paddenstoelen op aarde. Ieder jaar overlijden er mensen na het eten van deze paddenstoel vooral in Rusland en Oekraïne, waar het gewoon is om zelf geplukte paddenstoelen te eten.

Rode zwammetjes

Een van de redenen tot het schrijven van dit blogje zijn de foto’s die momenteel opduiken op Facebook en andere sociale media van een rode kelkzwam (Sarcoscypha coccinea), ook wel rode bekerzwam of vermiljoenbekerzwam genoemd. Het is een mooi rood zwammetje dat in het voorjaar tevoorschijn komt op verteerd loofhout op vochtige voedselrijke grond. Maar het is ook een paddenstoel die niet zo veel voorkomt. Dit in tegenstelling tot een soort die er enorm op lijkt, namelijk de krulhaarkelkzwam (Sarcoscypha austriaca). Deze soort is in Nederland veel algemener. Deze laatste heeft een lichte voorkeur voor dood esdoorn- en elzenhout en de eerste zit liever op dode essen, iepen en beuken. Die voorkeuren voor bepaalde houtsoorten geven wel een indicatie met welke van de twee je van doen hebt, maar zijn niet zo in beton gegoten dat ze wetenschappelijk geaccepteerd zijn.

Sporenonderzoek

Alleen door microscopisch onderzoek van de sporen door een mycoloog (een paddenstoelendeskundige) kan met zekerheid aangetoond worden welke van de twee soorten het is. En weet je het – nog – niet zeker, dan kun je hem op waarneming.nl invoeren als Rode kelkzwam sl, incl. Krulhaarkelkzwam. Overigens zijn beide soorten niet meer zo zeldzaam als ze pakweg tien tot vijftien jaar geleden waren, vooral in Flevoland zijn ze inmiddels beiden redelijk algemeen door de aanwezigheid van veel dood loofhout. In de rest van het land varieert het voor beide soorten van (zeer) zeldzaam tot matig algemeen. Van de zwam op de foto weet ik zeker dat het een krulhaarkelkzwam is, want die heb ik microscopisch laten onderzoeken door een bevriend mycoloog.

Bronnen:

Dit bericht heeft 6 reacties

  1. Wilma Meijerink

    Hallo Theo

    Ik heb weer met plezier je blog gelezen. Heel leerzaam.
    Gr Wilma

  2. anita coenen

    leuk om te lezen groetjes Anita

  3. Thea

    Wat leuk om te lezen. Nog niet zo lang geleden had ik een excursie in Klein Profijt daar waren ook de rode beker zwammen. Heel bijzonder om te zien

    1. Theo

      Dank je Thea. Waren het zeker rode kelkzwammen, dus na microscopisch sporenonderzoek? Zeker bijzonder dan!

Geef een reactie