Micro’s, macro’s en motten

In mijn vorige blogje heb ik geschreven over het verschil tussen dag- en nachtvlinders. En dat dit verschil eigenlijk niet zo zwart-wit is. Het enige wat met enige zekerheid wetenschappelijk vastgesteld is, is dat de allereerste vlinderachtigen nachtvlinders waren. En dat de dagvlinders zich pas later ontwikkeld hebben en vervolgens door aanpassingen zijn gaan onderscheiden van de nachtvlinders. Voor de rest is het onderscheid erg kunstmatig te noemen. Het blogje sloot ik af met de belofte om een volgende keer in te gaan op het verschil tussen micro- en macronachtvlinders. En een uitleg wat motten zijn.

Hele kleine vlindertjes

Linnaeus had in 1758 in zijn Systeem naturae nog niet zoveel op met die kleine vlindertjes. Hij beschreef zo’n driehonderd soorten vlinders, met name dagvlinders en de grote nachtvlindersoorten. Als je dat vergelijkt met het aantal soorten vlinders dat op dit moment de aarde bevolkt, zo’n 170 000, dan is dat maar een heel klein deel. Later gingen entomologen zich veel meer bezighouden met het determineren van vlinders en werden deze soorten van een wetenschappelijke naam voorzien. Veel van die namen dateren dan ook uit de negentiende en twintigste eeuw. Een van die entomologen was de Brit Henry Tibbats Stainton (1822-1892). Hij kwam bij het determineren en beschrijven van nachtvlinders heel veel kleine vlindertjes tegen en bedacht daarom de term ‘microlepidoptera’ ofwel microvlinders. Later, pas in de tweede helft van de vorige eeuw, kwam de naam macro(nachtvlinder) in zwang voor de grotere nachtvlindersoorten.

Van 3,5 millimeter tot 4 centimeter

Je zou denken dat de micronachtvlinders uitsluitend de kleinere soorten omvat. Helaas is dat niet zo. Het prachtig gekleurde naaldkunstwerkje (Bisigna procerella) is met een spanwijdte van 11 tot 13 millimeter met recht een microvlindertje te noemen. En dat geldt ook voor bijvoorbeeld de goudvleksteltmot (Caloptilia alchimiella). De kleinste in Nederland voorkomende soort is de sociale berkenmineermot (Stigmella betulicola) met een spanwijdte van iets meer dan 3,5 millimeter! Je moet dan wel heel goed kijken wil je die zien zitten. Maar er zijn ook micronachtvlinders als de bonte brandnetelmot (Anania hortulata) die met een spanwijdte van 25 tot 30 millimeter tien keer zo groot zijn. Een aantal soorten, voornamelijk uit de familie van de grasmotten (Crambidae) en de snuitmotten (Pyralidae), zijn zelfs groter dan de kleinste macronachtvlinders. Neem bijvoorbeeld de hommelnestmot (Aphomia sociella), een micronachtvlinder die een spanwijdte van meer dan 4 centimeter kan hebben. Een van de kleinere macronachtvlinders is de zuringspanner (Lythria cruentaria), met een spanwijdte van 20 tot 26 millimeter. Dat is dus anderhalve centimeter kleiner dan die hommelnestmot. Om nog even een indicatie te geven van de verschillen in afmetingen tussen een macro- en een microvlinder, zie de foto hieronder van de populierenpijlstaart (Laothoe populi) met rechtsboven ervan een naaldkunstwerkje.

Eigenwijze Nederlanders

Het formaat is dus geen betrouwbare graadmeter of je te maken hebt met een micro- of macronachtvlinder. Sterker nog, sommige families worden in Nederland bij de macro’s ingedeeld en in alle andere landen bij de micro’s. Onder meer de bloeddrupjes (Zygaenidae), waar de sint-jansvlinder (Zygaena filipendulae) en de metaalvlinder (Adscita statices) bij horen. En de wortelboorders (Hepialidae) met bijvoorbeeld de oranje wortelboorder (Triodia sylvina). Maar ook de houtboorders (Cossidae), waar onder meer de wilgenhoutrups (Cossus cossus) en de gestippelde houtvlinder (Zeuzera pyrina) onderdeel van uitmaken, worden in het buitenland tot de micro’s gerekend. Die wilgenhoutrups heeft een respectabele spanwijdte van 68 tot 96 millimeter. De gestippelde houtvlinder is een slagje kleiner, maar kan altijd nog zo’n 35 tot 60 millimeter bedragen. Een stuk groter dan veel microsoorten. Wij, eigenwijs als we zijn, delen deze families dus als enige in de wereld in bij de macro’s.

Oermotten

Zijn er dan echt geen verschillen tussen micro’s en macro’s? Ja, er zijn wel wat kenmerken die meer op de micro’s dan op de macro’s van toepassing zijn. Bijvoorbeeld de antennes die micronachtvlinders over de vleugels leggen als ze in rust zitten. Macronachtvlinders verstoppen hun antennes over het algemeen onder de vleugels. Maar hier zijn weer talloze uitzonderingen op. Het verschil bestaat dan ook eerder vanuit praktisch oogpunt dan dat het wetenschappelijk onderbouwd kan worden. Het is wel zo dat er over de macronachtvlinders veel meer vastgelegd is dan over micro’s. De macronachtvlinders zijn over het algemeen groter dan de micro’s en daardoor makkelijker te determineren. Er is in vroeger jaren door entomologen veel meer studie gedaan naar macro’s. De micro’s werden lang een beetje als minderwaardig beschouwd en genegeerd. De micronachtvlinders zijn echter interessanter als het gaat om de evolutie van de vlinderachtigen van miljoenen jaren geleden tot de vlinders van nu. Door analyse van DNA kan tegenwoordig de hele fylogenetische boom worden onderzocht. Ofwel welke soorten zijn het oudst en welke zijn pas recenter ontstaan en hoe hebben deze soorten zich in de loop van de tijd geëvolueerd. Daardoor weten we nu onder andere dat sommige microsoorten evolutionair heel dicht bij hun voorouders van miljoenen jaren geleden staan. Zoals de familie van de oermotten (Micropterigidae). De imagines van deze soorten beschikken nog over functionerende voorkaken en de rupsen hebben eenvoudige facetogen. Iets wat bij vrijwel alle andere vlindersoorten ontbreekt.

Dotten van motten

Een ezelsbruggetje om bij de Nederlandse naam erachter te komen of je met een macro of micro te maken hebt: als de Nederlandse naam eindigt op -mot, dan is het sowieso een micronachtvlinder. Maar hou er wel rekening mee dat er daarnaast een aantal micro’s is wiens Nederlandse naam niet op -mot eindigt. Waarbij we meteen bij de laatste vraag gekomen zijn: wat zijn motten? De naam mot voor een nachtvlinder is al heel erg oud. De oudst bekende toepassing is van 1240. Tot de zestiende eeuw werd de term vaak gebruikt voor de rupsen en dan met name die het gemunt hadden op de wollen kleding. Er lijkt een verband te zijn met de made, de larve van een vlieg. Ook de Engelsen leggen het verband met een vliegenlarve, een maggot. In de bijbel wordt in Mattheüs 6:19 gesproken over motten en niet geheel in positieve zin: “Verzamel geen schatten voor u op de aarde, waar mot en roest ze verderven, en waar dieven inbreken en stelen maar verzamel schatten voor u in de hemel, waar geen mot of roest ze verderft, en waar dieven niet inbreken of stelen want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.” De nachtvlinders stonden er dus niet zo goed op. Later begon men het woord mot (of moth) ook te gebruiken voor het imago, de volwassen nachtvlinder dus. In Nederland heeft het woord mot altijd een nare bijsmaak gehad en – mede – daarom wordt deze niet graag gebezigd door nachtvlinderaars. Die slechte reputatie hebben ze voor een groot deel te danken aan de soorten die het op kleding voorzien hebben. De rupsen van slechts een vijftal soorten – van de 2400 – eten organische stoffen als wol, katoen, vilt en leer. En mede door de opkomst van synthetische kleding en verhoogde hygiëne zijn die soorten haast zeldzaam geworden. Hoe ‘dottig’ Charlotte en Bas (uit het liedje Twee Motten van Dorus uit 1957) ook waren, die slechte reputatie hebben ze niet kunnen wegnemen.

Botervliegjes

Mot is dus een andere naam voor nachtvlinder, die vaak wordt gebruikt als er micronachtvlinders bedoeld worden. In de Engelse taal is men de naam moth blijven gebruiken voor nachtvlinders. Vandaar dat deze wellicht in ons land nog steeds veel gebezigd wordt. Dagvlinders worden door de Engelsen butterflies genoemd. Botervliegjes dus letterlijk vertaald. De Duitse naam Schmetterling komt daar ook vandaan. Schmetten is het Oostmiddelduitse woord voor room en is afkomstig van het Tsjechische woord smetana. In het Gronings Nedersaksisch werden vlinders roomzoepers genoemd. Al deze namen zijn ontstaan uit het volksgeloof dat vlinders betoverde heksen zijn die van de room en boter snoepten. Als het in zoveel talen beschreven staat, dan moet er haast wel een kern van waarheid in zitten, toch?

Bronnen:

Dit bericht heeft 16 reacties

  1. Adrie van de Wiel

    Dank je Theo voor de interessante “les” weer.
    Met vriendelijke groeten
    Adrie van de Wiel

  2. Silvana Wierenga

    Wat een gave beschrijving. Weer wat geleerd. Hij staat nu opgeslagen in mijn Bookmarks, want duidelijker kan het haast niet.

    Dank je wel.

    Groet Silvana

  3. Anthony

    Leerzaam stukje Theo en leuk om te lezen.

  4. picpholio

    Wat een schitterende analyse Theo. Het wereldje van de nachtvlinders is dus behoorlijk complex, zeker als het op classificatie op aan komt. Of ik in staat ga zijn om dit alles te onthouden, dat betwijfel ik ten zeerste maar interessant was het heel zeker ! Ik ga zeker aan je terugdenken als ik nog eens een mot voor de lens krijg.

    1. Theo

      Dank je Rudi! Op een gegeven moment weet je wel of het een micro of macro is, aan de hand van de vorm, vleugels en toch vaak ook de grootte. Maar dat laatste kan dus een valkuil zijn😀

  5. Marjolein

    Nou, dan ben ik de opperheks, want vlinders (dag-, micro en macro) zijn mij zeer dierbaar. Ze mogen zelfs room kom’n zoep’n 🙂
    Mooie blog, goed verwoord. Taxonomie is inderdaad lastig!
    Groetjes, Marjolein

    1. Theo

      Dat zijn jouw woorden Marjolein 😀. Dank voor je mooie reactie.

  6. Ellen

    Bedankt weer Theo voor je leerzame blog. Het is een ingewikkelde zaak met die vlindersoorten.
    Gisteren zag ik voor het eerst een bruine molmboorder. Die valt dus onder de micro vlinders.
    Ik kijk weer uit naar je volgende blog.
    Groetjes Ellen

    1. Theo

      Dank je Ellen. Taxonomie is sowieso lastige materie. Mooi beestje die bruine molmboorder, het is inderdaad een micronachtvlinder.

  7. Jac Jacobs

    bedankt Theo, weer een pracht verhaal en een heleboel geleerd. Ik kijk uit naar de volgende,
    gr Jac

Geef een reactie