Over koeienwachters en paardenwachters

Akkervogels staan niet zo bekend om hun uitbundige kleuren. Neem bijvoorbeeld de veldleeuwerik of de graspieper. Beiden vrij onopvallende vogeltjes. Maar dat moet ook wel, want daardoor vallen ze minder op tussen de gewassen. Maar er zijn ook uitzonderingen natuurlijk. Een daarvan is de gele kwikstaart (Motacilla flava). Een zeer opvallende verschijning op de akkers met de felgele borst van de mannetjes. De dames zijn, zoals bij meer vogels het geval is, wat minder uitbundig van kleur. En dat is ook logisch, want zij zitten op het nest en ook voor hun is het juist van belang zo min mogelijk op te vallen. 

 

Veel variëteiten

In een van mijn vorige blogjes over de staartmees heb ik al aangegeven dat er van veel vogelsoorten meerdere ondersoorten bestaan, zo ook bij de gele kwikstaart. De ondersoort die je hier in Nederland over het algemeen zult aantreffen is de soort Motacilla flava flava. Maar je hebt ook kans om een Engelse kwikstaart (M. f. flavissima) tegen het lijf te lopen. Deze ondersoort komt, zoals de naam het al zegt, voor op het Britse eiland maar je kunt ze ook aantreffen langs de kust van het Europese vasteland. Soms ook verder landinwaarts overigens, vooral tijdens de doortrek. Twee andere ondersoorten, die je hier wat minder snel zult tegenkomen, zijn de Italiaanse (M. f. cineriocapilla) en Iberische kwikstaart (M. f. iberiae). Beiden bekend onder de naam witkeelkwikstaart, waarbij het altijd een gepuzzel is of het een Italiaan is of een van het Spaanse schiereiland. 

 

Don Juan of Giacomo Casanova?

Sinds 21 april 2018 zit er een witkeelkwikstaart in de Onnerpolder, een mooi natuurgebied ten noorden van het Zuidlaardermeer. Het beestje laat zich goed benaderen en graag op de foto zetten. Hij heeft dan ook al heel wat moeten poseren. Hij heeft wel wat weg van een charmeur, een echte vrouwenversierder. Er zijn zelfs vogelaars die hem hebben weten te betrappen terwijl hij met een inheems vrouwtje gele kwik aan het paren was. De vraag is dan natuurlijk of het een Don Juan of een Giacomo Casanova is. Nu is het verschil tussen beide ondersoorten miniem. De Iberische heeft een smalle witte wenkbrauwstreep, terwijl die bij de Italiaanse ontbreekt. Die laatste heeft alleen een klein lichtgrijs-wit vlekje achter het oog en dat lijkt bij deze gast in de Onnerpolder ook zo te zijn. Het is dus vermoedelijk een Casanova. Vermoedelijk, want helemaal zeker is het niet, want ook deze ondersoorten schijnen het nog wel eens met elkaar te doen. Er ontstaat dan een zogenaamde hybride vorm. 

 

Grote broer

De gele kwikstaart heeft ook nog een grote broer, de grote gele kwikstaart (Motacilla cinerea cinerea). Eveneens een soort die je in ons land kan tegenkomen. Niet zoals de gele kwik in groepjes, maar vaak alleen of met z’n tweetjes. De grote gele kwik is herkenbaar aan de grijze rug, zwarte kin en keel en de langere staart. De gele kwik heeft een meer geel/grijze rug en een gele keel. En zoals de naam al doet vermoeden is de grote gele kwik een stukje groter. Deze soort kent drie ondersoorten, waarvan je de M. c. cinerea in onze contreien kunt tegenkomen. De twee andere ondersoorten M. c. patriciae komt op de Azoren voor en de M. c. schmitzi op Madeira. Beide ondersoorten van de grote gele kwikstaart hebben zich nog niet in ons land laten zien.

 

Koeienwachter of paardenwachter?

De gele kwikken worden in sommige delen van het land ook wel koeienwachters genoemd, omdat ze zich vaak in de buurt van rundvee ophouden. De witte kwikstaart (Motacilla alba) wordt paardenwachter genoemd en je raadt het al waarom. Maar in verschillende streken in zowel Nederland als België worden deze bijnamen nog al eens door elkaar gebruikt. In sommige delen van Vlaanderen wordt de bijnaam koe(ie)wachter verder ook gebruikt voor de grasmus en de gekraagde roodstaart. Jac. P. Thijsse, de grondlegger van de natuurbescherming in Nederland, schreef in een uitgave van Het Vogeljaar uit 1904 over zowel de bijnaam paardenwachter als koewachter voor de witte kwik. De Romeinen gebruikten voor de kwikstaarten al de naam opilio, wat schaapherder betekent. En Belon noemde het vogeltje in 1555 bergeronnette jaulne (geel herderinnetje). Dus de kwikstaarten worden dus al eeuwen geassocieerd met het hoeden van vee. Maar welk vee, daar zijn de meningen blijkbaar over verdeeld.

 

Kontschudder

De Nederlandse naam kwikstaart, maar ook het Engelse wagtail, het Duitse wippschwanz en het Franse hochequeque verwijzen allemaal naar het regelmatig bewegen van de lange staart. De Romeinen hadden naast de bijnaam opilio ook nog een andere naam voor de kwikstaarten, namelijk motacilla, wat gerelateerd was aan het Griekse seisopugis. Dit betekent zoveel als een vogel ‘die de staart beweegt’, ‘kontschudder’. Nu spraken de Romeinen over het algemeen Latijn en staart was in deze taal cauda en niet cilla. De meest plausibele verklaring komt van de Franse filoloog Jacques André in zijn publicatie “Les noms d’oiseaux en latin” uit 1976. Hij vermoedt dat motacilla komt van het Latijnse motare: schudden, heen en weer bewegen, en culus: aars, achterste. Dit zou dan in de loop der tijden verworden zijn tot motacilla. De oorsprong van de soortnaam flava is overigens erg duidelijk, dat komt van het Latijnse flavus, wat geel betekent. Net zoals bij de witte kwikstaart de soortnaam alba van het Latijnse albus (wit) komt. 

Zo, er is heel wat Latijn voorbijgekomen in dit blogje. Maar dat houdt deze taal weer een beetje levendig en dat is nooit verkeerd voor een dode taal.

 

 

 

Bronnen:

Dit bericht heeft één reactie

  1. Anne Mieke.

    Weer een leerzame blog. Er zat toevallig van de week een wit met grijs en zwarte kwikstaart op de boot zal de foto eens doorsturen. Ik wist niet dat er zoveel verschillende waren.???

Geef een reactie