Vragen staat vrij

Af en toe krijg ik via “social media” of andere kanalen een natuurvraag toegestuurd. Vaak vergezeld van een foto of een filmpje met de vraag wat het is. Soms, vooral in het geval van nachtvlinders, weet ik het antwoord vrij snel te geven. Maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat het net zo vaak voorkomt dat ik het ook niet meteen weet. Daar laat ik me dan niet door uit het veld slaan en ga op zoek naar het antwoord. Dus stuur je vraag gerust naar me op. Het is mijn bedoeling om vanaf nu ook af en toe een blogje te publiceren met een paar van deze vragen. Vandaag het eerste deel…

Boekenkennis

Voordat ik op een paar recente vragen inga, eerst even kort iets over hoe je zelf al een eind kunt komen met het bepalen van de soortnaam van een dier of plant. Boeken zijn vanouds een belangrijke informatiebron. Maar zoals we allemaal weten is papier geduldig. Bij het bepalen van een soort (of het nu een (nacht)vlinder, libelle, vogel of ander dier is) spelen meer factoren een rol dan alleen het uiterlijk. Heb je het juiste plaatje in het boek gevonden, kijk dan nog even verder. Belangrijk is namelijk ook het voorkomen, ofwel is het een hele algemene soort of juist een zeldzame. En dan blijken boeken toch niet altijd een juiste informatiebron te zijn. Zo staat in mijn oude Petersons Vogelgids uit 1979 de grote zilverreiger (Ardea alba) als dwaalgast te boek. (Overigens heeft de vogel daar nog de wetenschappelijke naam Egretta alba en in mijn jongste ANWB Vogelgids van 2012 is het Casmerodius albus.) Nu, veertig jaar later, is deze reigersoort al lang geen dwaalgast meer en is het zelfs een broedvogel in de Oostvaardersplassen met ruim 300 broedparen.

Moderne hulpmiddelen

Een modern hulpmiddel om soorten te determineren is het gebruik van “apps”. (Hoewel ik geen voorstander ben van leenwoorden, gebruik ik hier toch maar het woord app, omdat ik ook geen beter alternatief heb. Software komt nog het dichtst in de buurt, maar ook dat is weer een leenwoord uit het Engels. Het zij zo.) Al deze nieuwerwetse programma’s “lezen” het ingevoerde plaatje, waarna gezocht wordt naar een groot aantal specifieke kenmerken. Deze kenmerken worden in rap tempo vergeleken met die op foto’s in een groot databestand, waarna binnen een paar tellen een suggestie voor de soortnaam gedaan wordt. Ik zeg met name een suggestie, want zo’n app kan het natuurlijk ook mis hebben. De kwaliteit en scherpte van de foto speelt daarbij een belangrijke rol, maar ook de mate van gedetailleerdheid. Een (uitsnede van een) foto waar bijvoorbeeld de vlinder beeldvullend op staat zal tot een betere determinatie leiden dan die waarop de vlinder ergens temidden van een groot aantal bloemen te zien is. Daar raakt zo’n programmaatje van in de war.

Voor planten, bomen, dieren…

Voor planten en bomen gebruik ik de app Pl@ntNet. Je maakt een foto van bijvoorbeeld het blad, de stam, het bloemetje, de vrucht en de app doet een vrij nauwkeurige suggestie. Hoe meer foto’s van verschillende onderdelen je invoert, hoe nauwkeuriger de determinatie wordt. Deze app is er voor zowel de iPhone als Android-toestellen. Verder gebruik ik op mijn iPhone de app iObs van waarneming.nl . Voor Android heet deze ObsMapp. Met deze app voer ik mijn veldwaarnemingen in, maar ik gebruik hem ook soms voor het determineren, net als ObsIdentify, een app van dezelfde ontwikkelaars. Vooral bij nachtvlinderavonden is het een handig hulpmiddel om snel even de soort op te zoeken. Met een slag om de arm, dat wel. Tot slot is er ook nog de mogelijkheid om op de website van waarneming.nl een foto in te voeren, waarna een suggestie gedaan wordt van de soort. Daarbij wordt met een percentage aangegeven wat de betrouwbaarheid is van deze determinatie. Bij een lagere betrouwbaarheid worden ook een paar andere suggesties gegeven. Dit kan ook via de app ObsIdentify voor de smartphone, eveneens van het team van waarneming.nl. Tot slot biedt ook Google deze mogelijkheden met de app Google Lens, maar die gebruik ik zelf nooit. En er zijn nog veel meer apps en mogelijkheden.

Ga uit van het algemene…

Ook al heb je de soort gevonden in een boek of met een app, het is altijd goed om dan ook nog even op websites als bijvoorbeeld die van de Vogelbescherming, de Vlinderstichting (voor zowel dagvlinders, macronachtvlinders en libellen), maar ook waarneming.nl te kijken. Daar staat over het algemeen de meest recente informatie over het voorkomen van soorten en de spreiding over het land. Want zoals ik al schreef kan informatie in een boek verouderd zijn. En, vooral bij vlinders en libellen, maakt het ook nog heel veel uit of je een waarneming in het noorden of in het zuiden hebt gedaan. Uitzonderingen bevestigen daarbij weer de regel. Zo is bijvoorbeeld de – schaars voorkomende – kleine parelmoervlinder (Issoria lathonia) een soort die je met name in de duinen ziet, maar met name de laatste jaren wordt deze soort ook vaak in het binnenland aangetroffen. En mijn credo is altijd: “Ga uit van het algemene, maar sluit een uitzondering niet uit.” Ofwel, kijk eerst even of de gevonden soort wel in jouw omgeving kan voorkomen en of deze algemeen of juist zeldzaam is. In dat laatste geval altijd controleren of het deze soort wel is. Dat kan bijvoorbeeld in bepaalde determinatiegroepen op Facebook, maar ook in een van de fora van waarneming.nl waar erg veel kennis aanwezig is.

Vreemd beestjes op de wilg

Dan nu naar een paar vragen die ik in de afgelopen maanden gekregen heb. De eerste komt van Rees Mahu uit mijn geboortestreek Zeeuws-Vlaanderen. Hij vond op een wilg in de tuin een groot aantal vreemde insecten en stuurde mij een foto. Mijn eerste gedachte ging uit naar een soort kleine wants, want daar leken ze aardig op. Maar welke? Hier moest ik dus even het antwoord schuldig blijven en ik ben op zoek gegaan. Via een van de determinatiegroepen op Facebook kwam ik tot de oplossing. Het bleek geen wants te zijn maar – tot mijn verrassing – een bladluizensoort. En wel de zogenaamde dromedarisluis (Tuberolachnus salignus). Met een lengte van 5 tot 6 mm is het de grootste bladluissoort ter wereld. In Engeland noemen ze hem de Giant Willow Aphid, ofwel reusachtige wilgenluis. En daaruit blijkt ook de voorkeur naar de wilg. Ook de genusnaam salignus verwijst naar deze boomsoort want de wetenschappelijke naam van de wilg is Salix. Rees had geen detailfoto van het beestje, dus daarom deze aan de rechtse kant van Jan van Asselt.

Van reuzenluis naar reuzenrups

Een andere vraag kreeg ik van Karin Tuinhout uit Veendam. Zij zag deze grote rups voorbijkruipen en vroeg zich af wat het was. Toevallig heeft dit dier ook met de wilg te maken want het is namelijk de rups van de wilgenhoutrups (Cossus cossus), soms ook wel wilgenhoutvlinder genoemd. (Net als bij de eikenprocessierups (Thaumetopoea processionea) heeft de formele Nederlandse naam van deze beide nachtvlinders de uitgang -rups in plaats van -vlinder. Ik kan er ook niks aan doen.) Deze rups kan wel acht tot tien centimeter lang worden en een vinger dik. Daar doet hij ook een lange tijd over, namelijk drie tot vijf jaar. De rups overwintert daarbij in boomschors of spinthout (het buitenste deel van een boomstam) en dan bij voorkeur van wilgen, populieren en iepen. De rups boort als het ware grote ovalen gaten in de boomstammen. Uit deze gangen kan een sterke azijngeur komen, want de rups maakt namelijk azijnzuur aan om het houtmeel te kunnen verteren. Jonge rupsen doen zich tegoed aan met name al beschadigde stammen, maar oude rupsen kunnen ook in gezonde bomen voorkomen. Uiteindelijk kan het de boom zelfs zo verzwakken dat deze breekt.

Na al die jaren als rups geleefd te hebben gaat deze vervolgens verpoppen. Dit stadium duurt slechts een korte periode, maar soms overwintert de rups ook als pop. Eind april tot begin augustus vliegen de vlinders uit. Dit zijn redelijk forse vlinders met een voorvleugellengte van 32 tot 42 mm. En een perfecte schutkleur, waarbij ze op de grond en op bomen nauwelijks opvallen. De vlinders hebben geen monddelen en kunnen niet eten, maar teren op het voedsel dat ze als rups opgeslagen hebben. Ze zijn dan ook geen lang leven beschoren. Ze hebben slechts enkele dagen om op zoek te gaan naar een partner om zich voort te planten en vervolgens dood te gaan. En dat na zo’n lang leven als rups. De vlinder heb ik zelf een keer in de tuin gezien, zie de foto hieronder.

Er zijn geen afbeeldingen gevonden

Heb je ook een natuurvraag? Stuur hem gerust in.

Naast het feit dat het leuk is om een antwoord te kunnen geven, leer ik er ook zelf enorm veel van door een en ander uit te zoeken. Kennis die ik weer in mijn blogjes, tijdens excursies en lezingen kan overdragen. Dus kom je een vreemd beest tegen, stel gerust je vraag. Wel graag met een duidelijke foto of een filmpje. Want met de beschrijving “het was een klein groenig/bruinig vogeltje in de tuin en hij riep twiet” kom ik helaas niet veel verder dan dat het waarschijnlijk een kbv’tje is.

Vragen kan via allerlei kanalen: mailen naar theo@mijnblogje.nl en verder via Facebook, Twitter, Instagram en LinkedIn.

Bronnen:

Dit bericht heeft 4 reacties

  1. Anne Mieke

    Zal vast druk bezocht worden. Je zus weet je ook te vinden als ze iets bijzonders ziet. Bedankt daarvoor.??

  2. carla

    wat een leuk idee dat je ook wil helpen met determineren.
    weer leuk geschreven

Geef een reactie