De putter

In mijn korte, maar erg leuke TV-optreden in de uitzending van BNNVARA Vroege Vogels van 7 oktober 2023 vertelde ik wat over de vogels die er op dat moment in natuurgebied De Tjamme te zien waren. De Tjamme was in de tachtiger jaren van de vorige eeuw het eerste grootschalige landinrichtingsproject in ons land waarbij landbouwgrond plaats maakte voor natuur. In 1983 zijn de terreinen aangekocht en vervolgens ontwikkeld tot een natuurgebied. De totale oppervlakte beslaat 210 hectare, waarvan circa veertig procent bos (het hoge gedeelte op de restanten van de Groningse Stuwwallen) en zestig procent moerasland (lage gedeelten). Sinds onze verhuizing begin 2021 naar Finsterwolde mogen we De Tjamme onze achtertuin noemen. Een gebied waar we dan ook graag wandelen en genieten.

Clownsvogeltje

Een van de vogeltjes die tijdens deze uitzending in beeld kwam was een putter (Carduelis carduelis). Een erg kleurrijk beestje uit de familie van de vinkachtigen (Fringillidae). Vooral hun rode masker valt meteen op, ik noem ze daarom altijd clownsvogeltjes. Achter het rode masker zit een brede witte band en bovenop hun kopje zijn ze zwart, wat doorloopt tot bij de schouders. De vleugels zijn hoofdzakelijk zwart, maar de gele vlek op de slagpennen valt meteen op. (Daar komt ook hun Engelse naam goldfinch vandaan, niet te verwarren met onze Nederlandse goudvink (Pyrrhula pyrrhula). Die heet in het Engels dan weer bullfinch.) Tussen mannetjes en vrouwtjes putters zit nauwelijks een zichtbaar onderscheid. Het grootste verschil zit hem in de grootte van het rode gezichtsmasker. Bij het vrouwtje stopt dit halverwege het oog en bij het mannetje loopt dit door tot iets voorbij het oog. Een verschil dat misschien op het eerste zicht nauwelijks zal opvallen.

Sociaal vogeltje

Putters zul je zelden alleen aantreffen, het zijn enorm sociale vogeltjes. Ze leven voor het grootste deel in een groep, waarmee ze ook hun voedselterritorium delen. Vooral in de winter vliegen de putters in grote groepen rond met tot wel veertig vogels. Je kunt ze dan ook tegenkomen in je tuin op de voedertafel. Het zijn echte zaadeters, met name de kleinere zaden. De snavel van de putter is wat langer en fijner dan van veel andere zaadeters, zoals een aantal vinkachtigen, maar ook de mussen. Die hebben vaak een veel kortere en dikkere snavel. Door die langere en fijnere snavel kan de putter ook bij zaadjes komen die op moeilijke plaatsen zitten. Onder andere van de kaardenbol (Dipsacus), waarbij de zaadjes tussen de stekeltjes van de uitgebloeide bloeiwijze zitten. Maar ook van de paardenbloem (Taraxacum officinale) en andere composieten. Naast zaadjes staan er ook besjes op het menu van de putter. En de jonge puttertjes in het nest krijgen insecten gevoerd.

Distels

Maar het meest kenmerkende voedsel voor de putter zijn toch wel de distels (Carduus). Net als bij de kaardenbol peutert de putter de kleine zaadjes uit de uitgebloeide bloemen. Aan deze zaadjes zitten lange pluisjes. Soms zie je dan ook een putter met een snavel vol vruchtpluis. Aan deze voorliefde voor de distel dankt de putter ook zijn oude Nederlandse naam distelvink. Een naam die overigens nu nog steeds in gebruik is, onder andere in Vlaanderen. Maar ook in delen van ons land wordt de putter nog met distelvink aangeduid. Zo noemen ze hem in Twente disselveenk en in de Gelderse Achterhoek dies(t)elvink(e). De Romeinen hadden de voorliefde voor distels al in de gaten en noemden het beestje carduelis, wat ‘aan de distel toebehorend’ betekent. Linnaeus gaf de vogel in 1758 dan ook de wetenschappelijke naam Fringilla carduelis, letterlijk distelvink dus. De Franse natuuronderzoeker Mathurin Jacques Brisson had kort daarna in 1760 al in de smiezen dat de vogel weliswaar een vinkachtige was, maar toch iets anders dan de andere vinken en plaatste de soort daarom in een apart geslacht. En zo werd het Carduelis carduelis. Overigens stamt de Nederlandse naam van de eerder genoemde kaardenbol ook af van de wetenschappelijke naam van de distel Carduus. En daarmee ook het werkwoord kaarden als in het ontwarren of kammen van de wolvezels met behulp van een kam met stalen pinnen. Ook de Nederlandse en wetenschappeliijke naam van de distelvlinder (Vanessa cardui) is afgeleid van de voorliefde voor distels.

Putters in de kunst

Carel Fabritius – www.mauritshuis.nl

Putters worden al eeuwenlang bewonderd om hun kleuren en zang. De zang is erg gevarieerd met hoge tonen en veel gekwetter. Mede daardoor zijn ze sinds mensenheugenis ook heel populair als kooivogel. Al aan het begin van onze jaartelling hield men putters in kooitjes en nog steeds overigens. Gelukkig worden ze niet meer met lijmstokken of andere kwalijke methoden in de vrije natuur gevangen. In Nederland mag dit in ieder geval niet meer. Of iedereen zich daar aan houdt is een tweede natuurlijk.
De Nederlandse schilder Carel Fabritius legde het vogeltje in 1654 vast in zijn bekende schilderij, waarbij te zien is dat het vogeltje met een kettinkje aan het stangetje van zijn voerbakje geketend zit. Dit schilderij is te zien in het Mauritshuis in Den Haag.
Overigens is de putter vaker figurant in schilderijen, onder andere de Madonna del cardellino van Rafaël. En een cardellino is, inderdaad, een putter. Ook in de Italiaanse naam van de vogel herken je de distel.
En ook sommige componisten waren erg gecharmeerd van de prachtige zang van de putter. In het fluitconcert Opus 10 nr. 3 in D van Vivaldi staat de fluit symbool voor de zang van de putter.

Encyclopedie

Door hun behendigheid, die ze nodig hebben om met hun pootjes en snavels de zaadjes uit de distelbloemen te halen, konden de putters ook makkelijk trucjes aangeleerd worden. De Romeinse militair, letterkundige en amateur-wetenschapper Plinius de Oudere beschreef dit al in zijn Naturalis historia in de eerste eeuw van onze jaartelling: “De kleine Distel-vinken doen wat men haar leert en dat niet alleen met haare stemme maar ook met haare nebbe en pootjes, dewelke zy in plaats van handen gebruiken” (citaat uit de Nederlandse vertaling uit 1769). Overigens kan aan Plinius met deze Naturalis historia de allereerste encyclopedie toegeschreven worden. Het eerste deel verscheen in 77 en in meer dan honderd delen beschreef hij alle hem bekende feiten en feitjes uit de toen bekende wereld. Een waar kunststukje. Helaas zijn er maar 37 delen bewaard gebleven, maar altijd nog een indrukwekkend geheel. Het geeft een goed beeld van de wereld uit het begin van onze jaartelling, waarbij Plinius bij zijn waarnemingen ook de nodige vraagtekens en opmerkingen plaatst. Zo bedacht hij al dat de wereld enigszins bol moest zijn omdat de zon niet overal op dezelfde tijd opkomt. Een heel gedurfde stellingname in die tijd.

Kunstjes

Van Plinius terug naar de putter. Een van de kunstjes die mensen het vogeltje aanleerden was bijvoorbeeld om in een vingerhoedje aan een kettinkje water te putten uit een bakje onder hen. (Zoals je ook met een emmer aan een touw water uit een waterput haalt, dat wordt ook putten genoemd. En aan boord van (binnenvaart)schepen wordt een zogenaamde puts gebruikt om water aan boord te halen.) Aan dit kunstje zou de vogel zijn Nederlandse naam te danken hebben. De Duitse theoloog en filosoof Albertus Magnus beschreef dit gedrag van de putter al rond 1260 in zijn Animalibus. Ook de Duitse priester Konrad von Megenberg beschrijft in het hoofdstuk “Von dem Gefügel in ainer gemain” uit zijn ‘Das Buch der Natur’ rond 1350: “er hât die art, sô er gevangen wirt und beslozzen in ainem vogelhäusel, sô zeuht er wazzer auf in ainem väzzel an ainem vadem mit seinem snabel und helt ez ze stunden mit ainem füezel unz er getrinket”. Ofwel vrij vertaald: “de vogel verstaat de kunst om, als deze gevangen is en in een kooitje zit, een vaatje aan een draadje met zijn snavel en pootjes op te trekken en eruit te drinken”. Overigens zijn er ook stromingen die de herkomst van de naam putter aan peuteren koppelen. Naar het gedrag om zaadjes uit de distels en kaardenbollen te peuteren.

Jaarvogel

De putter kun je het hele jaar door in heel Nederland aantreffen. Het is ook een soort die het – gelukkig – goed doet. Het aantal broedparen is nu bijna vijftien keer zo hoog als in 1984 en bedraagt ongeveer 55 000 paar. Een groot deel van de vogels blijft ook in ons land gedurende de winter. Een kleiner deel trekt weg in zuidwestelijke richting. Hoe ver ze weg trekken is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden en natuurlijk ook van het voedselaanbod. Door aanvulling van vogels uit onder meer Duitsland en Scandinavië blijft het aantal in de winter op ongeveer het zelfde niveau, tussen de 100 000 en 200 000 vogels. In de winter kun je ook grote groepen putters in het veld zien, onder meer op velden met distels waar ze op zoek zijn naar de zaadjes. Ook in de tuin kun je groepjes putters tegenkomen, vooral als je kaardenbol in je tuin hebt. Maar ze zijn ook dol op elzenproppen om daar de zaadjes uit te snoepen, al moeten ze die dan wel delen met sijzen (Spinus spinus).

Twee tot drie legsels

Putters zijn monogame vogeltjes, al is dat slechts voor één broedseizoen. Tijdens die periode gaan ze niet vreemd en zorgen ze beiden voor het nest en de jongen. In de winterperiode gaan ze weer op zoek naar een – andere – partner. De balts vindt dan ook al vroeg in het jaar plaats binnen de grote groepen waar ze in de winterperiode mee optrekken. Het vrouwtje bouwt het nest in een struik of een lage boom, goed verstopt tussen de twijgen en bladeren. Het mannetje sleept nestmateriaal aan zoals grassprieten, mos en veertjes. Daarbij schromen ze niet om materiaal uit nesten van bijvoorbeeld vinken te pikken. Het vrouwtje leg zo’n vier tot zes eieren, die ze in circa tien dagen uitbroedt. Dan breekt voor de oudervogels de drukke tijd aan van voeren. Na ongeveer dertien tot achttien dagen zijn de jongen groot genoeg om uit te vliegen. Vervolgens voeren de ouders hun kroost nog één tot anderhalve week, waarna de jongen hun eigen weg gaan. Voor de ouders zit het er dan nog niet op, want meestal beginnen ze dan aan een tweede legsel. En soms zelfs daarna nog een derde. Broedende putters kun je dan ook tot begin augustus aantreffen.

Bronnen:
Naast de links in de tekst zijn de volgende bronnen gebruikt:

Dit bericht heeft 20 reacties

  1. Peter

    Dank voor deze prachtige bloemlezing over de putter. Wat een leuk artikel met veel weetjes die ik nog niet wist. Zo kijk je toch wel anders tegen zo’n vogeltje aan. Benieuwd naar je volgende column.

  2. Ellen Merks

    Mooi deze herkenning! 👍👍💚💚

  3. Ellen

    Hallo Theo,
    Dankjewel weer voor je boeiende verhaal en mooie foto’s.
    Je schrijft dat ze niet zeldzaam zijn maar is er dan verschil in de gebieden waar ze voorkomen? Ik heb deze vogel namelijk nog maar 1 x mogen zien en dat was wel meteen met een hele grote groep inderdaad. Ik was dolblij ze eindelijk eens te zien en dacht (dus) dat ze zelden voorkwamen.
    Groetjes uit Waalwijk

    1. Theo

      Ze zijn niet zeldzaam hoor en komen verspreid over het land voor. Op de website van Sovon staat deze kaart met het verspreidingsgebied.

    2. Ellen Merks

      Heerlijk blogje weer Theo! Ik wil alleen maar blijven lezen.
      Wat bijzonder fijn te weten waar de naam Carduelis vandaan komt, net zoals ook Carduus, Carduis en ‘t werkwoord kaarden.
      Pas nu ontdek ik mijn grote Natuurinteresse, die gepaard gaat met liefde voor taal!
      ik vond ‘t eigenlijk maar ‘n rare combinatie, maar door jou Theo is me veel duidelijk geworden!
      💚♥️💚-DANK!
      Nog even dit, de naam Putter begrijp ik nu zeker ook maar mijn keuze gaat naar de Distelvink 😉👍

      1. Theo

        Dank je Ellen en graag gedaan. Bij mij gaan liefde voor de natuur en interesse in taal ook hand in hand 🙂

  4. Jac Jacobs

    weer een prachtig verhaal en een boel geleerd over het Puttertje, ofwel de Distelvink, bedankt Theo.

  5. Esther Hegt

    Echt een leuk vogeltje, wij laten altijd de uitgebloeide composieten voor ze staan om de zaadjes. Leuk blog ook, leuk om te lezen!

    1. Theo

      Dank je Esther. Echt grappig om te zien hoe ze soms met de bek vol zaadpluis zitten.

  6. Anne Mieke

    leuk en interessant geschreven over dit kleine vogeltje. ook mooie foto’s ervan 👍

  7. Geelen Jaak

    Wederom een héél aangenaam om lezen en sowieso erg leerrijk verhaal. “ Clownsvogeltje “ vind ik een leuke vondst . Maar de vele wist—je-datjes in uw verhaal maken het dan ook een gegeven om telkens naar uit te kijken. PROFICIAT en er wordt uitgekeken naar een volgend verhaal ! Herfstgroeten uit Maaseik ( Belgisch-Limburg )

Geef een reactie